Het kabinet wijzigt de eisen aan bijzondere (elektrische) bromfietsen. Het voorstel maakt niet goed duidelijk wat de voor- en nadelen zijn van deze wijzigingen. Zo zijn de regeldrukkosten nog onvoldoende in beeld gebracht. Ook dienen mogelijk minder belastende alternatieven beter te worden beschreven. Dat schrijft ATR in een advies aan de staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu (IenW). 

Inhoud

Bijzondere bromfietsen – zoals steps, Segways en elektrische voertuigen die gebruikt worden bij de Buitenschoolse Opvang (zogeheten BSO-bussen) – moeten aan verschillende eisen voldoen. Die wettelijke eisen worden op onderdelen aanpast. Aanleiding hiervoor is onder meer dat zich problemen voordoen bij keuring van bepaalde nieuwe elektrische voertuigen. Het blijkt onmogelijk om aan de huidige eisen qua verlichting en kentekenplaat aan de achterzijde te voldoen zonder het ontwerp van de voertuigen grondig aan te passen. Op dit punt worden de eisen aangepast aan de huidige stand van de techniek en vormgeving.

BSO-bussen

Na het ongeluk met de Stint werden nieuwe regels van kracht voor de maximum snelheid en het aantal zitplaatsen. Voor bepaalde BSO-bussen gold voor het maximum van 8 zitplaatsen een tijdelijke uitzonderingsbepaling. Deze uitzondering vervalt nu. Uit het voorstel blijkt onvoldoende hoeveel impact dat mogelijk heeft voor betrokken organisaties zoals kinderopvangorganisaties. 

Regeldruk

Tot de voor- en nadelen behoren onder andere de positieve of negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid, het voldoen aan de maatschappelijke behoefte aan nieuwe voertuigen en de extra kosten voor BSO-organisaties. Die extra kosten hangen erg af van de situatie waarin elke organisatie verkeert en de oplossing waar men voor kiest. Daarom adviseert ATR om de regeldrukgevolgen voor kinderopvangorganisaties zo goed mogelijk te kwantificeren, bijvoorbeeld met behulp van scenario’s.