Mensen met een handicap kunnen hulpmiddelen krijgen bij het volgen van onderwijs. Dat kan nu tot een leeftijd van dertig jaar. Het kabinet wil die leeftijdsgrens schrappen. Verder scherpt men enkele andere criteria aan die bepalen wanneer iemand in aanmerking komt voor een hulpmiddel. Uit het wetsvoorstel wordt niet duidelijk of de aangescherpte aanvraagprocedure werkbaar is voor aanvragers. Dit schrijft ATR in een advies aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Context
Sommige mensen kunnen door de ‘Wet overige OCW-subsidies’ (de WOOS) aanspraak maken op een zogeheten onderwijsvoorziening. Het gaat om mensen tot de leeftijd van dertig jaar die een structurele functionele beperking hebben door ziekte of handicap. De voorziening is bijvoorbeeld een tolk of passend vervoer naar een onderwijsinstelling.
Leeftijdsgrens
Een meerderheid van de Tweede Kamer riep op tot afschaffing van de leeftijdsgrens. Bij het uitwerken daarvan voert het kabinet ook enkele andere wijzigingen door. Zo bleek het begrip ‘onderwijs’ niet goed afgebakend. Daarom kunnen mensen ook bij het volgen van een niet-erkende opleiding aanspraak maken op een onderwijsvoorziening. De minister vindt dat onwenselijk en stelt om die reden voor de wet te wijzigen. Ook enkele andere eisen uit de WOOS worden verduidelijkt.
Werkbaarheid
Uit de toelichting op het wetsvoorstel blijkt dat onderzoek is gedaan naar de werkbaarheid voor aanvragers. Maar uit de toelichting blijkt niet precies wat de uitkomsten zijn van dat onderzoek en op welke wijze is omgegaan met die uitkomsten. Verder is niet helemaal duidelijk waarop de inschattingen voor de regeldrukberekening zijn gebaseerd. Aanvullingen van de onderbouwing op deze punten is belangrijk omdat toegang tot de subsidie voor aanvragers mogelijk ingewikkelder kan worden.
De formele titel van het wetsvoorstel luidt “Wet overige OCW-subsidies in verband met uitbreiding van de mogelijkheid tot het toekennen van een onderwijsvoorziening”.